Theoretische Biologie, een specialisatie in integratie.

Kooijman, S. A. L. M. 1987. Theoretische Biologie, een specialisatie in integratie. Vakbl. Biol. 67: 329 - 331.
Inaugurele oratie 18 juni 1987, Vrije Universiteit Amsterdam

Abstract

In tal van voor de maatschappij belangrijke gebieden zoals de milieuproblematiek, de gezondheidszorg, de landbouw en visserij, alsook de industriele innovatie speelt de biologie een steeds belangrijkere rol. De laatste jaren vindt in de biologie een verschuiving plaats van net kwalitatieve naar het kwantitatieve aspect. Om deze reden zou steeds meer aandacht gegeven moeten worden aan de toepassing van de wiskunde in de biologie. Internationaa! gezien is dit een belangrijke oorzaak voor de snelle opkomst van de theoretische biologie, die sterk leunt op toepassing van de wiskunde. In Nederland evenwel wordt op nog te weinig plaatsen deze opkomst gevolgd. Dit zegt dr. S.A.L.M. Kooijman in zijn inaugurate rede als hoogleraar in de theoretische biologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, uitgesproken op donderdag 18 juni 1987.

In zijn voordracht gaat prof. Kooijman in op de plaats van de theoretische biologie binnen de natuurwetenschappen alsmede op de plannen voor onderwijs en onderzoek van zijn groep aan de VU.

De theoretische biologie houdt zich niet alleen bezig met de analyse van het proces van theorievorming. Zij richt zich ook op het opstellen van biologische theorieen. Hierbij onderscheidt zij zich van de experimentele biologie doordat zij inzichten uit de verschillende specialisaties binnen de biologie probeert te koppelen en doordat zij in de biologie kennis uit de wiskunde, de informatica en uit de filosofie inbrengt. Een belangrijke taak van de theoretisch bioloog is begrippen, vooronderstellingen en redeneringen helder te maken. Daardoor kan een theoretisch bioloog bij uitstek goed functioneren in interdisciplinaire samenwerkingsverbanden met experimentatoren, wiskundigen en informatici. Dit sluit goed aan bij de moderne aanpak van natuurwetenschappelijk onderzoek, waar naast gespecialiseerde onderzoekers ook meer algemeen georienteerde onderzoekers nodig zijn van het hier geschetste type.

Helaas is het in Nederland zo - aldus prof. Kooijman - dat relatief weinig biologen affiniteit voelen met een abstracte aanpak. Deels heeft dat een psychologische oorzaak: iemand met gevoel voor de variatie en rijkdom aan levensvormen in de natuur heeft lang niet altijd gevoel voor strakke mathematische formuleringen. Daarbij komt dat men vrij veel wiskunde nodig heeft wil men als theoretisch bioloog uit de voeten kunnen. Voor veel biologische problemen is zelfs nog geen geschikte wiskunde voorhanden.

Om in de onderwijssituatie de broodnodige verbetering aan te brengen wordt getracht de krachten van verschillende onderzoeksinstellingen te bundelen. Daartoe zal de Vrije Universiteit de samenwerking die op het gebied van onderwijs en onderzoek bestaat met de Rijksuniversiteit Leiden, verder uitbouwen. Voor de ontwikkeling van praktische toepassingen zal worden samengewerkt met TNO.

Het onderzoek zal in nauwe samenwerking met de experimentatoren vooral gericht worden op de theorievorming voor energie- en nutrienten-huishoudens. Deze spelen een rol op de verschillende organisatieniveaus, lopend van cel tot oecosysteem. Deze theorievorming heeft zijn bruikbaarheid al bewezen op verschillende toepassingsgebieden zoals de oecotoxicologie. Recente resultaten beloven belangrijke wetenschappelijke doorbraken op het gebied van de fysiologie en de oecologie.

Full text in pdf format